Vaak vragen mensen mij: ‘Hoe is het nou om Lyme te hebben?’ Voor anderen is het moeilijk te begrijpen. Als er mensen bij me komen zit ik er vaak nog best fris bij, kan ik een stukje lopen en ben ik vrolijk. Voor anderen is het haast niet voor te stellen hoe het is om zo vreselijk moe te zijn.
Het is een moeheid die niet te beschrijven valt. Zo moe zijn dat je geen puf hebt om te lachen om de mooiste grappen van je vrienden. Zo’n hoofdpijn hebben dat je bijna geen woord meer uit kan brengen, maar zo graag verder zou willen kletsen met degene aan de telefoon. Zo moe zijn dat de drukte buiten de deur je laat duizelen, dat je niet meer weet wat je aan het doen was of waar je voor kwam, maar alleen maar een enorme stroom van geluiden hoort en niet meer weet hoe je die zou moeten verwerken. En dat zijn nog maar de kleine dingen.
Het is de moeheid die ervorgt zorgt dat je niet meer kunt studeren, werken en acteren. Dat je niet meer kunt fietsen, of naar een verjaardag kunt gaan. Dat je je eigen boodschappen niet meer kunt doen. Die je belemmert in werkelijk alles wat je wilt. Die ineens maakt dat je mensen aan met een harde stem een hekel krijgt en uit de weg gaat, alleen maar omdat het zoveel pijn doet om naar ze te luisteren. Die ervoor zorgt dat je je hoofd omdraait als je een bekende ziet, omdat je geen puf hebt om te praten.
Je kunt niet meer naar vriendje, naar de stad, naar het terras, naar een borrel, alles is te veel. De metro is te vol, de zon schijnt te fel, de mensen praten door elkaar heen. Je kunt het niet meer volgen, je begrijpt niets meer wat er om je heen gebeurt. Het liefst wil je door je benen zakken, je verstoppen, je oren dichtdrukken. Want je kan niet meer.
Je probeert alles binnen je machte om jezelf beter te laten voelen. Je neemt alle adviezen ter harte, gelooft in mensen die zeggen er verstand van te hebben. Je probeert niet te denken aan de pijn die je in je benen gaat voelen als je straks opstaat. Of het aan weke gevoel in je hoofd, alsof je hersenen langzaam wegzakken. Aan de slapte, het zweten, het trillen.
En dan nog het wachten. Het wachten op de juiste hulp. Nergens lijk je terecht te kunnen. Overal waar je je hoop op vestigt lijkt het mis te lopen. Elke keer gaan er weer weken overheen voordat er iets gebeurt. Maar je blijft hopen. Je blijft hopen dat die goede behandeling een keer gaat komen, ook al duurt het al zo lang.
Gelukkig zijn je vrienden er. De mensen die je altijd op weten te vrolijken, die boodschappen voor je doen en voor je koken. Die langskomen en de afwas doen. Die je nog een beetje in het gewone leven houden, door alle verhalen die ze vertellen. Die je het gevoel geven dat je er nog bij hoort. Zonder hen zou je de dagen niet doorkomen. Gelukkig zijn ze er. Maar zwaar is het wel. Het klinkt misschien allemaal erg dramatisch en zwaar, maar zo voelt het vaak wel voor mij.
Ik heb dit niet geschreven zodat jullie nu denken: ach wat moeilijk en zielig allemaal, maar om jullie wat meer inzicht te geven in mijn situatie. Hopelijk snappen jullie het een beetje…
(Deze tekst is geschreven door Maartje Dijkstra (http://maartjeismoe.blogspot.nl/2008/10/welkom.html) en geeft exact weer hoe ik me voel, ik heb een paar kleine aanpassingen in de tekst gemaakt. Maartje bedankt dat ik dit mocht delen.)